“Niet-gelovige kinderen altruïstischer dan gelovige”

Ongelovig altruïsme

De atheïstjes waren het gulst (afb: Current Biology)

Hier in West-Europa zou je het niet zeggen, maar het overgrote deel van de wereldbevolking, zo’n 84%, belijdt een godsdienst. Het christendom kent zijn barmhartigheid en goed rentmeesterschap, het boedhisme streeft een leven in harmonie met de omgeving na en zo zijn er nog wel wat mooie strevens in godsdiensten (ik ben geen expert, ik zou ze niet kunnen opnoemen), maar onderzoekers vonden dat kinderen met een religieuze achtergrond minder altruïstisch zijn dan kinderen die die niet hebben. Ook werd door godsdienstige kinderen strenger gestraft dan door niet-godsdienstige. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 1170 kinderen van vijf tot twaalf jaar in zes landen.

De studie, onder leiding van de van oorsprong Franse psycholoog Jean Decety van de universiteit van Chicago, werd uitgevoerd bij kinderen in Canada, China, Jordanië, Turkije, de VS, Zuid-Afrika. Het doel was om te onderzoeken welke invloed godsdienst heeft op altruïstisch gedrag (sociale wetenschappers hebben het dan over prosociaal gedrag). Het onderzoek werd betaald door de christelijk geïnspireerde John Templeton-stichting, die van het idee uitgaat dat het ontbreken van godsdienst een gemis in het leven. (“De secularisatie in het morele debat zal de menselijke goedheid niet verminderen, integendeel.”). De uitkomst moet een schok voor de stichting zijn, die jaarlijks de Templeton-prijs uitreikt.
De onderzoekers inventariseerden eerst de religieuze praktijken van de gezinnen waarin de kinderen leefden. Ze onderscheidden drie groepen: ongelovigen, christenen en moslims. De rest kwam te weinig voor. De ouders werd gevraagd het sociale en rechtvaardigheidsgevoel van hun kinderen in te schatten. De christenen en moslims dachten dat dat bij hun kinderen beter zat dan bij kinderen van ongelovigen.
De kinderen moesten vervolgens naar filmpjes kijken van andere kinderen die elkaar duwden of lieten struikelen, al of niet opzettelijk, en de onderzoekers vroegen ze welke straffen die verdienden. De kleine mohammedanen waren het strengst, de ongelovigen het mildst.
Om de vrijgevigheid van de kinderen te toetsen moesten ze een vorm van het dictatorspel spelen dat economen hebben bedacht. Ze moesten van 30 stickers er tien uitkiezen met het verhaal dat  er geen tijd  was die aan alle scholieren te geven. Vervolgens werd ze gevraagd of ze bereid waren die aan minder gelukkige medescholieren te geven. Het aantal afgestane stickers, dat gebeurde buiten het zicht van de onderzoekers, werd groter met de leeftijd (inderdaad was al bekend dat het egoïsme van een kind met de jaren afneemt), maar the atheïstjes waren duidelijk veel guller dan de mohammedaantjes en christenkinderen. Bij de gelovig opgevoede kinderen was hun gulheid omgekeerd evenredig met de gestrengheid in de religieuze opvoeding.

Hoe dat zo zou komen? Decety denkt dat het te maken heeft met het idee dat godsdienst op zich als een waarborg voor goedheid gezien wordt die, onbewust, een groter egoïsme tot gevolg heeft. Hij noemt dat ‘morele ongebondenheid’. Ander onderzoek zou hebben uitgewezen dat godsdienstige mensen weliswaar ruim geven aan goede doelen, maar dat ze veel minder gul zijn in open, spontane situaties. Niet iedereen zal tevreden zijn met de uitleg van de onderzoekers. Waarom, bijvoorbeeld, zijn de mohammedaantjes geneigd strenger te straffen? Bovendien vind ik dat 1170 kinderen in zes landen wel een beetje weinig is om verstrekkende conclusies aan te verbinden. Dat is nog geen 200 kinderen per land. Zelfs Maurice de Hond zou met zo’n klein panel geen conclusies durven trekken.

Bron: Le Monde

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.