“Geen kritische periode om tweede taal aan te leren”

Als het om het aanleren van een tweede taal gaat, worden er nogal wat sprookjes verteld. Dat heeft er mee te maken dat we bij dergelijk onderzoek te maken hebben met mensen, ingewikkelde wezens die aan een groot aantal invloeden en omstandigheden blootstaan. Bovendien zijn de leervaardigheden en intelligentie (wat dat ook moge zijn) niet gelijkelijk over mensen verdeeld. Ik heb het idee dat er veel wordt aangenomen bij dit soort onderzoek. Nu hebben onderzoekers in Groningen en Essex (GB) weer aannemelijk gemaakt dat er geen kritische periode is voor het aanleren van grammatica in een vreemde taal. Wel zou aan ‘hersengolven’ (EEG) te zien zijn dat het vermogen een tweede taal op te pikken daalt met de leeftijd.
Het zou bekend zijn dat het makkelijker is een taal op jongere leeftijd onder de knie te krijgen dan op oudere. De vraag is of dit leeftijdseffect veroorzaakt wordt door een bepaalde leeftijdsgrens waarvoor begonnen moet worden met het leren van een tweede taal om het niveau van een moedertaalspreker te bereiken, een ‘kritische periode’. Mogelijk is dat er maar een klein ‘venster’ in het leven benut kan worden om een tweede taal aan te leren. Om te bepalen of zo’n kritische periode bestaat hebben de onderzoekers gekeken naar de relatie tussen de leeftijd waarop begonnen wordt met het leren van de tweede taal en het uiteindelijke niveau. Als dat niveau geleidelijk daalt met een hogere startleeftijd is dit nog geen bewijs voor het bestaan van een kritische periode. Dat is er pas als er een duidelijke daling is na een bepaalde leeftijd.

Aannemelijk

De taalonderzoekers maken in hun artikel in Plos aannemelijk dat wanneer bepaalde grammaticale regels in de tweede taal anders zijn dan in de moedertaal, deze steeds lastiger onder de knie te krijgen zijn naarmate dat op latere leeftijd wordt geleerd. De hersenreacties van een taal lerende tiener op een grammaticale fout zijn vrijwel niet te onderscheiden van die van een moedertaalspreker. De hersenreacties van iemand die op zijn dertigste zich een taal meester heeft gemaakt schijnen dan heel anders te zijn. Deze verandering is echter niet abrupt, maar geleidelijk. Dat is voor de onderzoekers aanleiding om het idee van een taalkritische periode bij het aanleren van een tweede taal van tafel te vegen.
Zoals vaak bij dit soort onderzoek werd maar met een kleine groep proefpersonen gewerkt: 95. Daarvan waren er 29 Duits (de moedertaalsprekers), 51 Russisch en 15 Pools, die op een gegeven moment in Duitsland terechtgekomen zijn (immigratieleeftijd tussen de 7 en 36 jaar). Ik vind het opmerkelijk dat de onderzoekers op basis van zo’n kleine groep uitspraken durven te doen.

De onderzoekers, stelt het persbericht van de RUG, zouden ook een methode hebben ontwikkeld waarmee alle gegevens tegelijkertijd geanalyseerd kunnen worden. Bij hun metingen kregen de onderzoekers een grote hoeveelheid ‘hersenfilmpjes’ (EEG’s). Normaal worden die grote hoeveelheden gegevens herhaaldelijk gemiddeld, om de boel hanteerbaar te houden. Daarbij gaan, stellen de onderzoekers, details verloren. In het huidige onderzoek zou een traditionele analyse van de gegevens zelfs hebben geleid tot een onjuiste interpretatie (namelijk het accepteren van de aanwezigheid van een kritische periode). Wanneer de gegevens echter worden geanalyseerd met behulp van een nieuwe statistische techniek, gegeneraliseerde additieve modellering gedoopt, dan lijkt er van een kritische periode helemaal geen sprake te zijn. Dat zou komen doordat in de nieuwe benadering het niet nodig is de taalaanleerders op te delen in groepen aan de hand van de leeftijd waarop ze begonnen zijn met het leren van de tweede taal, zo schrijft het persbericht. Het fijne ontgaat me van die opmerking.

Bron: Rijksuniversiteit Groningen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.