Volgens het Wereldnatuurfonds (WNF) zijn de populaties van in het wild levende dieren de laatste vijftig jaar met 73% gekrompen. Of het nu gaat om olifanten of reuzenschildpadden, er leven steeds minder dieren in het wild, stelt het WNF. Volgens Tanya Steele van die organisatie is die achteruitgang een groot gevaar voor vele ecosystemen. “Vele leefgebieden zijn op weg naar gevaarlijke kantelpunten.”
Het rapport is gebaseerd op de cijfers van meer dan vijfduizend vogels, zoogdieren, vissen, slangen en amfibieën. De grootste achteruitgang komt voor in Latijns-Amerika en de Caraïben (95%), zoetwatersystemen (85%) en Afrika (76%). De achteruitgang wordt vooral veroorzaakt door het voedselsysteem van de mens, gevolgd door overexploitatie, invasieve soorten en ziektes. Dat heeft geleid tot achteruitgang en verdwijning van leefgebieden.
Er zijn volgens het WNF internationaal overeenkomsten en akkoorden bereikt om de natuur te herstellen zoals de VN-overeenkomst over biodiversiteit uit 2022, maar volgens de organisatie is op dat terrein weinig vooruitgang geboekt vanwege een gebrek aan urgentie (ik=as neem aan dat die urgentie door overheden en bedrijven niet gevoeld/(h)erkend worden).
De achteruitgang van het aantal wilde dieren is goede indicatie voor het risico op uitsterven van soorten en het verlies aan (gezonde) ecosystemen en dan hebben we het nog niet eens over de gigantische achteruitgang van insecten. Nu dreigen kantelpunten te worden overschreden die niet meer terug te draaien zijn, waarschuwt het WNF.
Actie
Het WNF vindt dan ook dat het zo langzamerhand tijd wordt voor werkelijke actie op een schaal die past bij deze dreigende katastrofe. Er zullen meer en effectievere maatregelen genomen moeten worden om de natuur te beschermen, waarbij ook de oorzaken van het verlies aan natuur moeten worden aangepakt.
Dat zal betekenen dat we ons voedselsysteem drastisch dienen te veranderen, hetgeen ook onontkomelijk is voor een gezond klimaatbeleid. Niet alleen de landbouw zal op de schop moeten, maar ook onze financiële en energiesystemen. Ook daarin vertoont de strijd tegen de teloorgang van de natuur grote parallellen met de strijd tegen de klimaatverandering.
Het WNF roept landen op om ambitieuzere natuur- en klimaatplannen te maken en uit te voeren, met maatregelen om
de overconsumptie te verminderen, zowel het binnenlandse als geïmporteerde biodiversiteitsverlies te stoppen en emissies te verminderen. Dat moet wel op een rechtvaardige manier gebeuren (de grootste zondaars dienen het meest bij te dragen).
“We dringen er ook bij overheden op aan om meer geld (publiek en privaat) vrij te maken om
actie op grote schaal mogelijk te maken en om hun klimaat-, natuur- en duurzame
ontwikkelingsbeleid en -acties beter op elkaar af te stemmen”, stelt het WNF. “Zowel overheden als bedrijven
moeten actie ondernemen om activiteiten met negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en het klimaat snel te staken en meer te investeren in activiteiten die het mogelijk maken dat de wereldwijd gestelde doelen worden gehaald.”
Bron: BBC