In 2022 is op de COP15 voor biodiversiteit ieen akkoord getekend om de achteruitgang van de soortenrijkdom te stoppen en om te keren. Eind deze maand is er New York weer een bijeenkomst waar wordt bekeken hoe bedrijven kunnen bijdragen aan het stoppen van de achteruitgang door ‘natuurpositieve’ investeringen. Bedrijven zouden, onder meer, moeten opgeven hoe hun activiteiten invloed hebben en/of afhangen van biodiversiteit, maar er zijn nogal wat bedrijven die het nut daar niet van inzien. Erwei (David) Xiang en Marwa Elnahass van de universiteit van Newcastle vragen zich af of dat de goede aanpak is.
De ideologische basis van die maatregel is wat de efficiënte markthypothese wordt genoemd. Die gaat er van uit dat als alle relevante informatie beschikbaar is, een goedfunctionerende markt zich zal aanpassen aan de manier waarop marktdeelnemers een bedrijf waarderen.
Als de relatie tussen bedrijf en biodiversiteit eenmaal gelegd is, dan zal de markt die informatie gebruiken om uit voor de biodiversiteit riskante gebieden te blijven, is de, voor mij(=as) wat naïeve, verwachting.
Veel bedrijven zien biodiversiteitsverlies niet als risico. Sommige publiceren vrijwillig het effect van hun activiteiten op de soortenrijkdom, maar doen dat vooral voor hun imago. Soms beloven bedrijven ook dat ze de schade herstellen door, bijvoorbeeld bomen aan te planten, maar of ze dat ook daadwerkelijk doen is maar zeer de vraag.
Dit soort mededelingen van bedrijven zijn vrijwillig. Er bestaan geen richtlijnen van meetsystemen. Die rapporten kosten geld, maken dingen ingewikkeld en het is dan ook zeer de vraag hoe betrouwbaar ze zijn, stellen de auteurs.
Er zijn specifiekere maatregelen nodig om mensen te helpen begrijpen of er vooruitgang wordt geboekt in de richting van biodiversiteitsdoelen.
Verplicht rapportering
Bedrijven zouden moeten worden verplicht een biodiversiteitsrapport te maken, vindt het tweetal, met sancties voor niet-naleving. Die moeten ook de voortgang in hun volledige waardeketen meten, doelen stellen en erover rapporteren, vinden ze. Dat moet van het eerste ontwerp van producten, tot de inkoop van grondstoffen, tot productie, marketing, distributie en de naverkoopdiensten.
Wetenschappers zouden moeten helpen bij het maken en verfijnen van de regels over wat bedrijven moeten rapporteren, en ervoor zorgen dat ze gebaseerd zijn op wetenschappelijk bewijs. Beleidsmakers en regelgevers zullen er op moeten toezien dat bedrijven die naleven. Kortom: de schrijvers willen af van de vrijblijvendheid als het gaat om biodiversiteits(verlies).
Bron: the Conservation