De ki-gekte is alom. Een van de vele problemen met kunstmatige intelligentie is het enorme energieverbruik. Google heeft al aangekondigd om daarvoor duurzame of zelfs kernenergie te gaan gebruiken, maar lijkt nu ook op de ruimte te gokken waar satellieten annex datacentra gevoed door zonne-energie het werk van de aardse datacentra zouden moeten overnemen. Daar zitten wel wat haken en ogen aan zoals de druk bevlogen ruimte rond de aarde.
Project Suncatcher, Google’s nieuwste ruimtemissie, voorziet in constellaties van satellieten op zonne-energie, uitgerust met processors en verbonden door laserverbindingen. Dat idee zou een belangrijk idee aanpakken, stelt het bedrijf: de enorme energiehonger van grootschalige ki-systemen. Kennelijk heeft Google niet in de gaten dat je ook zou kunnen mikken op energiebesparing. In het nieuwe onderzoeksrapport beschrijven Googleonderzoekers de voortgang bij het aanpakken van dit zelf gecreëerde probleem.
Het voorgestelde systeem zou werken in een zon-synchrone lage baan om de aarde, waar de satellieten zich vrijwel constant in zonlicht bevinden. Deze baan maximaliseert de verzameling van zonne-energie en minimaliseert tegelijkertijd de batterijbehoefte. Het levensvatbaar maken van ruimtegebaseerde ki-infrastructuur vereist echter het oplossen van verschillende grote technische problemen.
Het eerste betreft het bereiken van communicatiesnelheden op datacenterniveau tussen satellieten. Grote ki-projecten vereisen het verdelen van taken oververschillende processors met verbindingen met een hoge bandbreedte en weinig vertraging. Om prestaties te leveren die vergelijkbaar zijn met die van datacentra op aarde, zijn verbindingen tussen satellieten nodig die tientallen terabits per seconde kunnen verwerken.
Haalbaar?
Uit de analyse van Google zou blijken dat dit haalbaar zou moeten zijn met behulp van, onder meer, dichte golflengteverdelingsmultiplexers en ruimtelijke multiplexing (een manier om verschillende signalen om te zetten in een signaal), maar alleen als de satellieten zeer dicht bij elkaar vliegen, met een onderlinge afstand van kilometers of minder. De onderzoekers hebben deze aanpak al beproefd met een demonstratie op laboratoriumschaal, waarbij met succes een transmissiesnelheid van 1,6 terabit/s zou zijn bereikt.
Het vliegen van satellieten in zo’n dichte formatie is buitengewoon link. Op hun geplande hoogte van ongeveer 650 kilometer zouden satellieten die minder dan een kilometer uit elkaar staan, een zorgvuldige baancontrole vereisen. Kans op botsingen tussen de satellieten is niet denkbeeldig en hoe zit het met het ruim om de aarde aanwezige ruimtepuin? Volgens de rekenmodellen van de Googleonderzoekers zou het allemaal mogelijk moeten zijn.
Bron: phys.org