
Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) (afb: WikiMedia Commons)
Een onderzoek van de universiteit van Helsinki heeft aangetoond dat bestrijdings-middelen een negatieve invloed kunnen hebben op niet-doelsoorten die in een agrarische omgeving leven. De effecten varieerden echter sterk, afhankelijk van de geteste stof. Intensieve landbouw is een van de belangrijkste factoren die bijdragen aan biodiversiteitsverlies. De studie onderzocht de effecten van twee pesticiden op de veldparelmoervlinder, die vaak in dergelijke omgevingen leeft. De studie was gericht op het bepalen hoe kortdurende blootstelling in het larvestadium de groeisnelheid van larven en het voortplantingssucces van volwassen vlinders beïnvloedt. De studie richtte zich op één schimmelbestrijder en één onkruidbestrijder, evenals een mengsel van beide.
Vooral het bestrijdingsmiddel tegen schimmels verhoogde de sterfte onder larven en vertraagde de ontwikkeling al na een korte blootstellingstijd. De combinatie van de twee stoffen verminderde de schadelijke effecten van het fungicide op de ontwikkeling van larven, hoewel het trager bleef dan bij larven die een controlebehandeling kregen. Het had ook een negatieve invloed op het voortplantingsvermogen van volwassen vlinders.
“Pesticiden worden veel gebruikt in de landbouw en er komen voortdurend nieuwe producten op de markt. Ondanks milieuregelgeving en laboratoriumtests op toxiciteitsniveaus weten we relatief weinig over hoe verschillende pesticiden niet-doelsoorten in het wild beïnvloeden”, zegt promovenda Ulla Riihimäki van de faculteit biologie en milieuwetenschappen. Systematische meting strekt zich niet uit tot residuen in de natuur.
Volgens de onderzoeksters kunnen verschillende soorten pesticiden zeer verschillende reacties veroorzaken bij niet-doelorganismen. Riihimäki: “Het is belangrijk om de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen in de natuur nauwlettender te meten en hun potentiële effecten op wilde dieren verder te onderzoeken. De EU-wetgeving zou ook meer aandacht moeten besteden aan de bescherming van wilde landdieren, naast het voorkomen van verontreiniging van waterlichamen.”
“Het gebruik van pesticiden is strikt gereguleerd en de goedkeuring van nieuwe werkzame stoffen vereist altijd een risicobeoordeling. De concentratie residuen in voedsel wordt gemeten en mag de referentiewaarden niet overschrijden. Tot op zekere hoogte worden pesticidenresiduen ook in waterlichamen en grondwater geregistreerd. Residuen die in de natuur worden aangetroffen, worden echter niet systematisch gemeten en het is moeilijk om de hoeveelheden in te schatten waaraan verschillende diersoorten worden blootgesteld”, stelt medeonderzoekster Lotta Kaila.
Volgens de onderzoeksters is meer onderzoek en een nauwlettender toezicht op de effecten van het bestrijdingsmiddelengebruik op de biodiversiteit nodig, zodat die niet schadelijk zijn voor andere dan het schadelijke organisme.
Bron: Alpha Galileo