Hebben we het helemaal fout over zout?

Kosmonauten en zout

De Russische kosmonauten met in hun midden (letterlijk) Olivier Knickel (afb: ESA)

Over de functie van keukenzout (natriumchloride) in ons lichaam wordt al sinds mensenheugenis hetzelfde verhaal verteld door artsen: zout heeft belangrijke functies bij, onder meer, het handhaven van de bloeddruk en het doorgeven van de signalen van zenuwcellen. Onderzoek bij Russische kosmonauten in afzondering, als simulatie van een ruimtereis, heeft echter een heel nieuw licht op de functie van zout in ons lichaam geworpen. Zaten we dan helemaal fout met  zout?
Zout is een essentiële stof voor ons lichaam. Het zoutniveau in ons bloed zou wezenlijk zijn voor het handhaven van de bloeddruk. Als je te veel zout eet dan krijg je dorst en ga je water drinken, waardoor zoutconcentratie in het bloed verdund. Overmaat zout raak je kwijt via zweet en plas.
Dat zou wel eens finaal er naast kunnen zijn. Het onderzoek bij de Russische kosmonauten liet echter zien dat zout ze minder dorstig maakte, maar dat ze hongeriger werden. Onderzoek bij muizen liet zien dat meer zout leidde tot meer calorieverbranding. De muisjes moesten een kwart meer voedsel tot zich nemen om op gewicht te blijven.
Het zoutverhaal van de onderzoekers staat in twee lijvige artikelen in het wetenschappelijke tijdschrift The Journal of Clinical Investigation. Veel van wat de onderzoekers vonden weerspreekt de aloude wijsheid hoe ons lichaam met zout om gaat. Hoge zoutconcentraties zouden wel eens helemaal geen rol kunnen spelen bij gewichtsverlies.

Het is dan natuurlijk weer grappig dat een Amerikaanse onderzoekster (Melanie Hoenig van Harvard) dat ‘fascinerend’ vindt. “Ze hebben prima werk geleverd.” We hebben het toch wel over iets heel simpels: keukenzout. Waarom kunnen we daarmee zo ver van de waarheid zitten (als het klopt wat de Russen deden), vraag ik me dan af.

De twee artikelen lijken de ‘vervolmaking’ te zijn van een langlopend onderzoek van Jens Titze, tegenwoordig nierdeskundige aan de Vanderbilt-universiteit en het centrum voor klinisch onderzoek in Erlangen (D), waar hij overigens wel hulp heeft gehad. In 1991 volgde hij als student medicijnen colleges over de menselijke fysiologie in extreme omstandigheden.
De hoogleraar die die colleges gaf werkte mee aan een Europees ruimtevaartprogramma. Hij presenteerde cijfers van een capsulebemanning die, gesimuleerd, 28 dagen onderweg zouden zijn. Het was de bedoeling te zien hoe de bemanning daar op reageerde, maar er werd ook urine verzameld en andere van belang geachte fysiologische informatie.
Titze zag iets vreemds. De hoeveelheid urine ging op en neer in een cyclus van zeven dagen. Dat strookte niet met wat hij geleerd had: er zou geen cyclus moeten zijn.
In 1994 voerden de Russen een onderzoek uit waarbij een reis van 135 dagen in de Mir werd nagebootst. Titze ging naar Rusland en maakte een studie van de urine’patronen’ van de bemanningsleden en hoe die door zout zouden worden beïnvloed.

Patronen

Hij vond nu een patroon van 28 dagen in de zoutspiegel van de astronauten, dat geen verband hield met de urineproductie. Het zoutritme was uitgesprokener dan het urinepatroon. Op basis van de algemeen aanvaarde theorie over de rol van het zout in het lichaam, zou je verwachten dat de zoutconcentraties zouden variëren met de hoeveelheid urine.
Het onderzoek was niet perfect, aangezien de zoutinname niet precies werd gemeten/geijkt, maar Titze  was ervan overtuigd dat iets anders dan vloeistofinname de hoeveelheid zout bepaalt die in het lichaam wordt opgeslagen. Die conclusie leek bijna op ketterij.

In 2006 kondigden de Russen nog eens twee ruimtereissimulaties aan, een van 105 dagen en een van 520 dagen. Titze nam de gelegenheid te baat om te kijken of zijn vreemde bevindingen werkelijkheid waren. In de korte ‘reis’ namen de kosmonauten dagelijks 12 g zout tot zich, gevolgd door een dagelijkse dosis van 9 g en een periode met weinig zout (6 g/d), elk 28 dagen achtereen. Tijdens de lange ‘reis’ werd daar nog eens een periode met een dagelijkse inname van 12 g aan toegevoegd. (Ik kom dan niet uit op die genoemde 105 en 520 dagen, maar ik lieg hier in commissie).
Zoals de meeste mensen vonden de kosmonauten zout lekker. Olivier Knickel, een Duitser die aan de simulatie deelnam en nu in een autofabriek in Stuttgart werkt, herinnert zich dat die dagelijkse dosis van 12 g niet voldoende voor hem was. Als de dosis omlaag ging naar 6 g, dan proefde hij niet goed.

Glucocorticoïden

De ‘schok’ kwam toen Titze de hoeveelheid natrium mat in de urine, de hoeveelheid urine en de zoutspiegel in het bloed. De mysterieuze cycli in de urineproductie bleven, maar alles leek de leerboeken te bevestigen: als je meer zout eet, scheidt je meer zout uit. De hoeveelheid natrium in het bloed bleef constant, terwijl de hoeveelheid urine toenam. “Toen keken we naar de vloeistofinname en waren meer dan verbaasd. ” In plaats van meer gingen de kosmonauten op de duur minder drinken als ze meer zout kregen. Waar kwam dat water vandaan?

Titze: “De enige manier om dat te verklaren was dat dat uit het lichaam kwam.” Daar kwam nog een probleem bij. De kosmonauten klaagden over honger bij een zoutrijk dieet. Titze verzekerde hun dat ze genoeg eten kregen om op gewicht te blijven. Bij dezelfde hoeveelheid met minder zout scheen honger niet het probleem te zijn.

Urineproeven suggereerden een andere verklaring. De bemanningsleden (in spé) maakten meer glucocorticoïdehormonen aan. Die beïnvloeden zowel de stofwisseling evenals het afweersysteem.
Om wat meer inzicht te krijgen begon Titze met muisproeven. En inderdaad: hoe meer zout die kregen, hoe minder water ze dronken en hij zag nu ook waardoor. De dieren kwamen wel aan water, maar niet door het te drinken. De verhoogde spiegel van glucocorticoïden zorgden voor vet- en spierafbraak. Daarbij komt water vrij. Dat kost echter energie en daardoor aten de muisjes 25% meer voer bij een zout dieet. De hormonen zouden ook een verklaring kunnen zijn voor de vreemde schommelingen in de urineproductie.
Een stervend lichaam verbrandt vet en spieren, maar hier leek iets soortgelijks aan de hand. Mensen doen wat ook kamelen doen, stelt  Mark Zeidel van de medische opleiding van Harvard, die een commentaar schreef bij het onderzoek van Titze onder de titel Zout en water niet zo eenvoudig.  Een kameel haalt tijdens zijn reis door de woestijn water uit zijn vetbult.

Gewichtsverlies

Een van de belangrijke gevolgtrekkingen zou zijn dat zout iets te maken heeft met gewichtsverlies. Het idee tot nu toe was dat meer zout leidt tot meer vochtinname met gewichtstoename als gevolg. Als meer zout het lichaam echter dwingt om weefsel af te breken dan zou dat juist leiden tot een grotere energiebehoefte.
Toch zal Titze iemand niet aanraden om meer zout te eten als ie af wil vallen. Als zijn conclusies juist zijn, dan maakt zout hongeriger en dan zou je wel eens meer calorieën kunnen toevoegen dan die je kwijtgeraakt bent. Bovendien zou een verhoogde glucocorcoïdespiegel kunnen leiden tot botontkalking, spierverlies, ouderdomssuiker en andere stofwisselingsproblemen.

Hoe zit het nou met die vloeistoffen? Iedereen weet dat zoute dingen je dorstig maken. Wat was er met die kosmonauten aan de hand? Zeidel: “In feite krijgen mensen en dieren dorst doordat zoutpapillen je aanmoedigen te drinken. Deze ‘dorst’ heeft misschien niets te maken met de behoefte aan water.”
Hoenig: “Het lijkt er op dat we niet hebben begrepen wat zout in ons lichaam doet. Deze effecten zouden wel eens ingewikkelder en verderstrekkend kunnen zijn dan de vrij simpele wetten die de beweging van vloeistoffen baseren op druk en deeltjes.”
Ze is echter nog niet zo ver dat ze het idee weggooit dat zout bij sommige mensen hoge bloeddruk veroorzaakt. “Ik denkt dat als dit waar is we gelijk hadden op de verkeerde gronden.”

Bron: New York Times

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.