We weten maar heel weinig of niets van de meeste stoffen

Blootstelling

Het aantal stoffen dat in 57 OA-studies is gevonden waaraan mens en milieu worden blootgesteld (afb: Saer Samanipour et. al)

DuPont, tegenwoordig Chemour geheten, fabriceert al tientallen jaren fluorverbindingen in zijn fabriek in Dordrecht en niemand maalde daarom. Nu blijkt dat die fluorverbindingen (omgedoopt in PFAS), of in ieder geval een aantal, ook nare kantjes hebben. Glyfosaat is al jaren als succesvolle onkruidbestrijder gebruikt, maar hoe veilig is glyfosaat? Wat weten we eigenlijk van die duizenden stoffen waar we mee in aanraking komen of die we gebruiken? Bitter weinig en we weten ook niet waarmee mens en milieu in aanraking komen. Die, zogeheten, ongerichte analyse (OA) van stoffen waaraan mens en milieu worden blootgesteld kan en moet beter, stellen onderzoekers.
Het is natuurlijk lastig dingen te vinden als je niet weet wat je zoekt. Onderzoekers uit Nederland en Australië hebben dat probleem eens wat beter uitgediept. “We moeten betere strategieën ontwikkelen om de gezondheid van de mens en de omgeving effectief te kunnen beschermen”, zegt Viktoriia Turkina, promovenda aan de universiteit van Amsterdam.
Haar promotor Saer Samanipour stelt dat het verzamelen van gegevens over stoffen ontzettend duur en tijdrovend is. “We hebben bijvoorbeeld in Nederland een van de meest geavanceerde meetprogramma’s voor chemicaliën die gevaarlijk voor de gezondheid kunnen zijn, maar dan gaat het om minder dan duizend verbindingen. Er zijn veel meer verbindingen waar we niks van weten.”

Zo’n twintig jaar geleden werd het idee geopperd van de ongerichte analyse (OA) om naar mogelijke blootstelling te kijken op een ‘onbevooroordeelde’ wijze . Het idee is dan om milieu- en lichaamsmonsters te nemen en die te analyseren met technieken als chromatografie en massaspectrometrie om te kijken welke stoffen daarin voorkomen. Het is dan de kunst om een signaal te vertalen naar een scheikundige verbinding in die monsters. Dat kan om bekende stoffen gaan, maar ook om stoffen die je nog niet kent.

1060

Het aantal mogelijke chemische verbindingen, de theoretische scheikundige ruimte, is enorm. Geleerden hebben het dan over 1060, een 1 met zestig nullen. Het aantal stoffen waar we mee te maken hebben en die te vinden zijn in databanken en in de wetenschappelijke literatuur wordt op ‘slechts’ 180 miljoen geschat. Vergelijk dat eens met die duizend verbindingen van Samanipour.
Om het hanteerbaar te maken beperkten de onderzoekers zich tot weer een klein deel daarvan, zo’n zesenvijftigduizend goedbeschreven verbindingen uit de NORMAN-databank. Turkina: “Die dienden als referentie van wat er bekend is uit OA-onderzoek en, nog belangrijker, wat er over het hoofd is gezien.”

“We worden tegenwoordig blootgesteld aan een oceaan van stoffen”, zegt Samanipour. “De chemische industrie is daar onderdeel van maar ook de natuur heeft daar haar aandeel in. We stellen ons bloot door de dingen die we gebruiken. Om daar iets aan te doen heb je er niks aan om met de vinger naar elkaar te wijzen. Wij hopen met ons onderzoek een oplossing te vinden, want uiteindelijk zitten we allemaal op dezelfde boot.”

2%

Uit hun meta-analyse van 57 OA-studies kwamen de onderzoekers tot een schatting dat slechts 2% (ik=as kom bij 1604 aangetoonde stoffen op 55 793 NORMAN-verbindingen op bijna 3,5%) van de  ‘chemische ruimte’ (die rond 56 000 stoffen) in de onderzoeken ook is gevonden. Dat kan betekenen dat de blootstelling relatief laag is, maar nog altijd om 1600 stoffen gaat, of liggen aan de gebrekkige analysetechnieken.
Volgens de onderzoekers gaat het om de tweede mogelijkheid. Ze keken vooral naar studies die vloeistofchromatografie gebruikten en hoogoplossende massaspectrometrie. Daar valt, stellen ze, veel te verbeteren. Samanipour: “Chemische analyses worden vooral bepaald door bedrijven die technieken hebben ontwikkeld voor bepaalde doeleinden. Dan zijn de mogelijkheden voor een ongerichte analyse beperkt.”

Toch vindt hij dat de OA-aanpak het waard is om voortgezet te worden, maar dat daar nog heel wat aan gesleuteld zal moeten worden, samen met de bedrijven. Hij is ook voorstander van het ’terugrekenen’ van de theoretische scheikundige ruimte naar een stel verbindingen die hoogstwaarschijnlijk in onze omgeving aanwezig zijn. “In feite moeten we beter begrijpen wat de werkelijke blootstellingsruimte is. Als die grenzen eenmaal bepaald zijn dan wordt het veel makkelijker om de werkelijke waarde van die 2% vast te stellen.”

Puntje van orde is natuurlijk dat als je weet aan welke stoffen mens en milieu (kunnen) worden blootgesteld, dat je nog niet weet hoe erg dat is. Dan zul je toch die dure en tijdrovende onderzoeken moeten doen om te bepalen of die stoffen gevaarlijk zijn voor mens en milieu en in welke concentraties. Je zou natuurlijk de boel kunnen omdraaien en van alle stoffen die op de markt komen hoe (on)gevaarlijk die zijn, maar het verhaal met de fluorverbindingen, met roken en glyfosaat geeft aan dat daar kennelijk heel wat jaren mee gemoeid zijn.

Bron: Alpha Galileo

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.