Resistentie antibiotica kost VS 23 000 doden per jaar

CRE-bacterie: omniresistent

De relatief zeldzame CRE-bacterie is resistent tegen alle antibiotica op de markt (foto CDC)

Elk jaar worden tenminste 2 miljoen Amerikanen ziek door toedoen van antibioticaresistente bacteriën, waarvan er meer dan 23 000 overlijden. Dat staat in een rapport van de Amerikaanse gezondheidsdienst CDC. De schatting komt lager uit dan eerdere taxaties, deels te verklaren doordat de CDC die gevallen schrapte waarbij besmetting met resistente bacteriën niet de directe doodsoorzaak was. In 2007 hield de CDC het nog op 100 000 doden per jaar. Toch lijkt het er op dat de VS, waar zeker in het verleden antibiotica voor het minste of geringste werd voorgeschreven, in de nabije toekomst een groot probleem hebben bij de bestrijding van zelfs de simpelste infectie.  Lees verder

Britse EPD in prullenbak: kosten 12 mrd euro

Computer NHS Het sneven van de Britse versie van de EPD gaat de belastingbetaler in Groot-Brittannië zo’n 10 miljard pond kosten, een slordige 12 miljard euro. Dat meldt de Britse krant de Guardian. Waarschijnlijk komen daar nog wel een paar honderd miljoen pond bij, stelt de krant op basis van een rapport van de ‘rekenkamer’ van het Britse parlement (de PAC). Het systeem van de nationale gezondheidsdienst NHS zou het grootste ter wereld zijn geworden. Lees verder

Gezond leven maakt jonger (?)

TelomerenMensen met een gezonde levensstijl hebben gezondere cellen. Dat wil zeggen dat de telomeren in hun cellen groeien terwijl die bij hun minder gezond levende leeftijdgenoten inkorten. Helemaal duidelijk is het allemaal niet, maar het afnemen van de telomeerlengte lijkt geassocieerd te zijn met het teruglopen van de conditie en gezondheid, kortom met veroudering. Amerikaans onderzoek zou hebben aangetoond dat de telomeren weer langer worden bij een gezonde levensstijl. Overigens is het maar een zeer bescheiden onderzoek onder tien zestigers. Lees verder

Lever maar een plasje in

UrinemonsterAls we iets mankeren, dan wordt er vaak bloed geprikt om een diagnose te stellen. Een heel enkele keer moeten we een plas inleveren, maar dat zou in de toekost wel eens heel anders kunnen worden. Onderzoekers van, onder meer, de Canadese universiteit van Alberta vonden meer dan 3000 verschillende stoffen in urinemonsters. Urine bevat vijf tot tien keer meer stoffen dan andere biologische vloeistoffen. Zo komen 480 stoffen in urine voor die niet in bloed worden gevonden (wat op zich al weer een nieuw licht werpt op de afvalverwerking in ons lichaam). Een goudmijn voor diagnostici, zou je zeggen.
Onze plas bevat, onder meer, afbraakproducten uit ons lichaam. Dat is al lang bekend, maar toch wordt urine weinig gebruikt bij het stellen van een diagnose. Een bekend voorbeeld en dus uitzondering is de urinemonsters die worden gebruikt worden bij dopingcontrole. Bloedmonsters zijn verre favoriet. “Medische handboeken kennen zo’n 50 tot 100 stoffen, waarvan er maar zes à zeven nauwkeurig bepaald kunnen worden”, zegt David Wishart van de universiteit van Alberta.
Het onderzoek leverde een lange lijst op van 3079 stoffen. Die kwamen uit urinemonsters van 22 gezonde personen. Het voorkomen van de stoffen in de monsters werd bepaald met behulp van analysetechnieken als NMR-spectroscopie (een techniek die verwant is aan MRI), een massaspectrometrie, gas- en vloeistofchromotografie. Daarnaast werd een eeuw aan wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp doorgeploegd.

Piesende mannen

Per dag lozen we zo’n 1,5 tot 2 l urine: een zwembad vol van 8 x 5 x 1,5 m gedurende ons leven.

Het resultaat is een nooit eerder met zo’n precisie opgeschreven ‘inventarislijst’: 72 stoffen zijn afkomstig van bacteriën, zo’n kleine 1500 zijn (afbraak)producten van ons lichaam en zo’n 2300 komen van allerlei andere bronnen zoals voeding, medicijnen, drugs, cosmetica en stoffen die we via het milieu innemen. Dat het optelsommetje niet klopt heeft te maken met het feit dat sommige stoffen in meer dan een van de drie categorieën kunnen voorkomen.
Onze urine is ook rijk geschakeerd. Van de 356 typen chemische verbindingen die scheikundigen onderscheiden, komen er 230 in onze plas voor. De onderzoekers hebben hun gegevens in een databank gestopt.
Nu worden, zoals gesteld, nog maar een paar ziektes via urinemonsters vastgesteld, onder andere suikerziekte, maar de verwachting is dat dat aantal drastisch zal toenemen; ook bij het diagnosticeren, bijvoorbeeld, van diverse typen kanker. Overigens is de lijst met stoffen nog lang niet compleet. Wishart is er van overtuigd dat met betere analysetechnieken nog talrijke andere stoffen zullen worden gevonden, die dan op hun beurt weer kunnen ‘helpen’ bij de diagnosticering.

Bron: Futura-Sciences

“Canabis geen soft drug”

Cannabis zou een ongevaarlijke zinsbegoochelaar zijn, maar volgens het Franse webblad Futura-Sciences is dat een mythe. Die mythe zou onderuit gehaald zijn door een metastudie van onderzoekers van de universiteit van Montréal. De studie is gepubliceerd in het blad Neuropharmacology. Niet alleen zou cannabis een opstap zijn naar zwaarder spul, maar de nark is ook verantwoordelijk voor tal van veranderingen in de hersenen en kan zelfs, zoals al vaker is beweerd en ook tegengesproken, leiden tot psychoses .Hasjhersens
Volgens de onderzoekers bestaat er een verband tussen het gebruik van hasj en de comsumptie van hard drugs, evenals een verband tussen hasjgebruik en psychoses zoals schizofrenie. Cannabis werkt op chemische stoffen die voorkomen in de hersenen, met name die geassocieerd zijn met leren, beloning, motivatie, het beslisproces, de gewenning en de motoriek. “Omdat de structuur van de hersenen tijdens de puberteit snel verandert, zal het gebruik ernstige gevolgen hebben voor het gedrag op latere leeftijd”, zegt Didier Jutras-Aswad, een van de auteurs.
De onderzoekers baseren hun mening op 120 onderzoeken. Ze stellen dat de risico’s mede afhankelijk zijn van genetische factoren, de mate van gebruik en van de leeftijd. Omdat het eerste gebruik eerder aan het begin dan aan het eind van de puberteit plaatsvindt, zou het effect van cannabisgebruik wel eens ernstiger kunnen zijn voor de geestelijke toestand, de schoolresultaten en de normale ontwikkeling tot volwassen dan tot nu toe vermoed, stellen de onderzoekers. Overigens zal ook volgens hen deze studie niet het definitieve antwoord zijn op de vraag wat cannabis met iemand doet. “Het is wél duidelijk dat cannabis niet ongevaarlijk is voor de hersenen van pubers, zeker niet als die daar genetisch of psychologisch vatbaar voor zijn.”

Bron: Futura Sciences

Spierziekte lijkt behandelbaar

Een preklinische studie in de VS bij muizen, geeft aanleiding tot de veronderstelling dat spierdystrofie is te behandelen. Spierdystrofie is een ziekte waarbij de spieren ernstig worden aangetast. In een studie gepubliceerd in het tijdschrift van de Europese moleculair-biologische organisatie EMBO blijkt dat het medicijn VPB15, ontwikkeld door Reveragen Biopharma, de ontstekingen vermindert bij muizen met symptomen die lijken op Duchenne-spierdystrofie. De onderzoekers ontdekten dat het medicijn spieren  beschermt en versterkt, zonder dat het de nare bijeffecten heeft van de medicijnen die nu gebruikelijk zijn zoals glucocorticosteroïden en prednison. De Duchenne-variant van spierdystrofie leidt tot ernstige aantasting van de spieren. Wereldwijd zijn er zo’n 180 000 patiënten. Langdurig gebruik van glucocorticosteroïden veroorzaakt uiteindelijk broze botten, leidt tot onderdrukking van het afweersysteem en van de productie van het groeihormoon.

De onderzoekers van het nationaal kinderziekenhuis in Washington DC zagen ook dat VBP15 de transcriptiefactor NF-kB remt, een signaalmolecuul dat in verband wordt gebracht met ontstekingen en weefselschade. Eerder hadden ze al ontdekt dat NF-kB actief is in spiercellen met een dystrofine-tekort, jaren voordat de ziekte merkbaar wordt. Het idee is daarom ook dat een vroegtijdige behandeling met VBP15  de ziekte zou kunnen voorkomen of tenminste vertragen. “Het wordt steeds duidelijker dat het celmembraan en de reparatie daarvan belangrijke factoren zijn in spier-, hart- en zenuwziektes en bij ademhalingsproblemen”, zegt hoofdauteur Kanneboyina Nagaraju. “De chemische eigenschappen van VBP15 doen ook mogelijkheden vermoeden bij de behandeling van andere ziektes dan spierdystrofie.” Reveragen Biopharma is niet financieel betrokken geweest bij de studie, zo meldt EMBO.

Bron: E`urekalert

Franse tourrenners leven langer dan niet-tourende Fransen

Protest tegen dopinggebruik bij wielrennen.

Doping lijkt geen negatieve uitwerking te hebben op de levensverwachting van Franse tourdeelnemers (foto: WIkipedia)

Franse deelnemers aan de ronde van Frankrijk leven gemiddeld langer dan  hun niet deelnemende landgenoten, blijkt uit een studie uitgevoerd ter gelegenheid van de 100ste tour dit jaar. Doping en roofbouw op hun lichamen zouden doen vermoeden dat renners het niet lang maken, maar dat zou dus niet het geval zijn. “We moeten voorzichtig zijn met de uitkomsten”, zegt onderzoeker Xavier Jouven van een onderzoekscentrum in Parijs dat plotse dood bestudeert, “want na 1990 is niemand meer overleden. We kunnen geen direct verband leggen tussen doping en de schadelijkheid ervan voor de gezondheid.” De studie betreft 786 Franse renners die tenminste een keer aan de tour hebben meegedaan tussen 1947 en 2012. Gemiddeld hadden die 2,5 ronde gereden. De eerste keer gemiddeld als ze 25 jaar waren. Er werd voor de renners een sterftecijfer berekend (SMR) dat werd vergeleken met hun niet fietsende Franse leeftijdsgenoten. Een sterftecijfer kleiner dan 1 zegt dat ze langer leven, groter dat ze eerder doodgaan. Het sterftecijfer lag voor renners op 0,59, aanzienlijk lager dan hun leeftijdsgenoten.
Dat sterftecijfer bleef stabiel over de bestudeerde periode. Dat zou dan betekenen dat de diverse typen doping geen invloed hebben gehad op het sterftecijfer. Dan hebben we het over cocaïne en amfetamine in de periode ’47-’70, mannelijke hormonen en anabole steroïden van ’71-’90 en groeihormonen en epo in de periode erna. De sterftecijfers waren ook consistent over alle leeftijdsgroepen, behalve die van renners onder de 30. Die hadden een aanzienlijke hoger sterftecijfer (1,65) dan hun leeftijdgenoten. Franse renners in die leeftijdsgroep stierven nogal eens aan verkeersongevallen of in wedstrijden. Ik vraag me dan onmiddellijk af of je dit wel kan zeggen bij zulke kleine aantallen. Hoeveel Franse tourdeelnemers zullen er voor hun 30ste in het verkeer of tijdens wedstrijden zijn overleden?
De studie is gepresenteerd tijdens een congres van de Europese vereniging van cardiologie, dat momenteel in de Amsterdamse RAI plaatsvindt.

Bron: Eurekalert

Aantal virussen valt wat tegen (is de schatting)

Vliegende hond

Vleermuizen (op de foto een vliegende hond) worden beschouwd als de belangrijkste ‘leveranciers’ van gevaarlijke virussen (foto: Colombusmagazine.nl)


HIV, griep en SARS zijn virale infecties die oorspronkelijk alleen bij dieren voorkwamen. Die virussen, berucht om hun genetische flexibiliteit, hebben de soortenhorde genomen. Als we het allemaal even alleen op de eigen soort betrekken: hoeveel van dat soort overstapjes vallen er nog te verwachten? Steeds duiken er weer paniekerige verhalen op over mensen die vogelgriep zouden hebben gekregen en tot welk een pandemie dat zou kunnen leiden. En wat staat ons nog meer te wachten?

We doen wel altijd heel geleerd, maar van veel dingen weten we toch eigenlijk bitter weinig af. Hoeveel virussen waren er rond in het dierenrijk? Miljoenen, miljarden, duizenden? Geen flauw idee. Een internationale onderzoeksgroep is dat eens gaan uitpluizen en kwam tot een verrassend ‘lage’ schatting: 230 000. Deze schatting is een eerste aanzet tot een grondige studie, hopen de onderzoekers.
Zo’n 70% van alle virusziektes bij mensen hebben een dierlijke oorsprong. Dat wil zeggen dat het virus zijn ‘ziektecarrière’ bij dieren is begonnen alvorens te zijn overgestapt op mensen. Dat geldt voor ebola, aids, SARS, en bijna alle soorten griep. De jongste loot aan de virusstam die naar de mens is overgestapt is de varkensgriep. Het vogelgriepvirus is nog niet helemaal klaar voor mensen, maar, zoals gezegd, de paniek is groot. “Wat we over virussen weten is wat die teweegbrengen bij mensen en huisdieren”, stelt Simon Antony van de Amerikaanse Columbia-universiteit, een van de onderzoekers. Het aantal in de dierenwereld is veel groter. Vooral vleermuizen worden gezien als grootleveranciers van virussen. Vaak hebben de gastheren uit de dierenwereld geen last van het virus en is ook niet meteen duidelijk dat een dier drager is. Het is dus een hele klus om zo’n inventarisatie van virussen in de dierenwereld te maken. Het is een moeizaam karwei van het verzamelen van bloed- en weefselmonsters en die aan de hand van genenonderzoek te analyseren op virusgenen. De onderzoekers hebben zich geconcentreerd op één diersoort. Van een vliegende hondsoort (de Pteropus vampyrus) die in BanglaDesh leeft, werden 1900 monsters genomen en bekeken hoe groot de virusbelasting was. Op basis van hun bevindingen bij dat ene dier kwamen ze tot hun schatting van het aantal virussen in het dierenrijk. Dat is natuurlijk geen nagelharde schatting, maar de onderzoekers beschouwen hun analyse van de vleermuismonsters als de eerste stap naar een systematische onderzoek naar virussen.
Ze vonden bij de vliegende honden 58 virussen, waarvan ze er 50 niet kenden. Op basis van een simpele extrapolatie kwamen ze tot de slotsom dat er zo’n 320 000 verschillende zoogdiervirussen zouden moeten zijn. Het is duister waarom de onderzoekers alleen gekeken hebben naar virussen die bij zoogdieren voorkomen. De kip is toch geen zoogdier en juist die vogelgriep wordt gevreesd. Hoe dan ook: verder onderzoek is nodig (onderzoekers zouden anders geen onderzoekers zijn) .
“Met de huidige technieken zouden we nog tijdens mijn leven alle op aarde voorkomende virussen kunnen identificeren”, stelt Peter Daszak van EcoHealth Alliance. “Dan zullen we beter voorbereid zijn als een virus de soortenbarrière neemt.” Op het ogenblik worden door onderzoekers van de groep een apensoort in BanglaDesh en zes vleermuizensoorten in Mexico onderzocht op virussen om een betere schatting te kunnen maken. De onderzoekers denken dat het zo’n 6,3 miljard dollar (ruim 5 miljard euro) kost om de hele viruswereld in kaart te brengen.

Bron: bdw

Muis wordt eenvijfde ouder door manipulatie van één gen

Door bij een muis de expressie (de activiteit) van één enkel gen te verlagen blijkt de leeftijd van die muis met 20% toe te nemen. In menselijke termen gerekend zou dat betekenen dat de gemiddelde leeftijd van 79 jaar zou worden verhoogd naar 95. Of je dat rekensommetje mag maken, vraag ik me, maar feit is dat in ieder geval de muis langer leefde. Het gen in kwestie wordt aangeduid met mTOR en heeft een functie in de stofwisseling en de energiebalans en dus, kennelijk, ook de levensduur.
De effecten van het gedeeltelijk ‘stilleggen’ van de mTOR-gen had op diverse organen een andere uitwerking. Het geheugen werkte beter, maar de botten gingen sneller achteruit dan normaal. “Het blijkt maar weer dat veroudering niet gelijkmatig verloopt,” zegt onderzoeker Toren Finkel van de Amerikaanse gezondheidsonderzoekorganisatie NIH. “Het lijkt er op dat dieren verschillende orgaanspecifieke verouderingsklokken hebben die samenwerken om de veroudering van het hele organisme te sturen.”
Volgens Finkel zouden de onderzoeksresultaten kunnen helpen bij therapieën voor verouderinggerelateerde ziektes van bepaalde organen, zoals Alzheimer. Verder onderzoek, zowel bij dieren als in menselijke cellen, is nodig om er achter te komen hoe veroudering in de diverse weefsels op moleculair niveau werkt.
De genetisch gemanipuleerde muis produceerde een kwart van de normale hoeveelheid van het eiwit waarvoor mTOR codeert, het minimum om te overleven. De ‘mTOR-muizen’ leefden vijf maanden langer dan de ‘gewone’ muizen. Nooit eerder was een dergelijke toename waargenomen. De meeste ‘faculteiten’ van de mTOR-muis gingen in vergelijking met de normale muizen vooruit, zoals (behoud van) geheugen, spierkracht en coördinatievermogen. Zoals gezegd hadden de gemanipuleerde muizen wel meer last van botverlies en waren ze gevoelig voor ontstekingen op hogere leeftijd.

Bron: Eurekalert

Vetzucht 3x belangrijker doodsoorzaak in VS dan gedacht

Vet Amerikaans Van een op de vijf Amerikanen die overlijdt is vetzucht de doodsoorzaak. Dat geldt zowel voor blanke als zwarte Amerikanen. Dat cijfer uit onderzoek van Ryan Masters van de Columbia-universiteit ligt ruim drie keer hoger dan de 5% die tot nu toe werd aangenomen. “Obesitas heeft veel kwalijker gevolgen dan ook recente rapporten ons willen laten geloven”, zegt Masters. “We verwachten dat vetzucht steeds vaker doodsoorzaak zal zijn in de VS en misschien zelfs leidt tot een verkorting van de levensverwachting.”
Hoewel er enige kentering lijkt te zijn gekomen in de toename van (ernstig) overgewicht in de VS, duiden de recente cijfers op een bijna historisch dieptepunt. Kinderen en volwassenen die al te dik zijn, zullen daar niet gauw van af komen, met alle schadelijke gevolgen van dien. Bij oudere Amerikanen eist vetzucht al zijn tol. Bij blanke mannen die in de jaren tussen 1986 en 2006 overleden op een leeftijd van 65 tot 70 jaar was duidelijk het groeiende aandeel van vetzucht als doodsoorzaak waar te nemen: van mannen geboren tussen 1915 en 1919 overleed 3,5% aan vetzucht (BMI van 30 en hoger), van de mannen die 10 jaar later waren geboren was dat 5%, weer 10 jaar later 7%. Hoe later geboren, hoe vaker iemand overgewichtig is.
Kinderen die nu in de VS geboren worden krijgen vanaf hun geboorte de volle ongezonde ‘lading’.”Tegenwoordig is vetzucht normaler dan twee generaties geleden. De bekers zijn groter, de kleren ook en velen in de omgeving van de kinderen zijn dik”, stelt co-auteur Bruce Link.  “Als iemand dik is dan is het moeilijk daarvan af te komen, daarom lijkt het aannemelijk dat we het ergste nog moeten krijgen, tot de huidige generatie kinderen oud is geworden.” De onderzoekers richtten zich op de leeftijdsgroep van 40 tot en met 85 om ’toevallige’ sterfgevallen als moorden, doden ten gevolge van ongelukken of aangeboren afwijkingen uit te sluiten – doodsoorzaken van vooral jongeren.
Bij zwarte vrouwen kwam vetzucht als doodsoorzaak het meest voor (27%), bij zwarte mannen maar voor 5%. Blanke vrouwen (21%) en blanke mannen (15%) scoorden daar tussenin. Zwarte mannen zijn gemiddeld even dik als witte, maar de cijfers worden ‘verstoord’ door andere doodsoorzaken zoals overmatig roken. Er waren te weinig gegevens om uitspraken over Amerikanen van Aziatische, Latijns-Amerikaanse of andere  afkomst te produceren. Het onderzoek is betaald door de Robert Wood Johnson Foundation, een organisatie die zich bezighoudt met de gezondheid van Amerikanen en ook de leerstoel van Ryan Masters aan de Columbia-universiteit betaalt

Bron: Eureraklert