Europese onderzoeksfinanciers eisen openheid publicaties

Marc Schiltz van Science Europe

Marc Schiltz van Science Europe

Elf Europese wetenschapsfinan-cieringsfondsen waaronder de Nederlandse NWO, samen goed voor 7,6 miljard euro per jaar, hebben afgesproken vanaf 2020 te gaan eisen dat de resultaten van door die organisaties gefinancierd onderzoek zullen worden gepubliceerd in openbaar toegankelijke tijdschriften. Ze nemen niet langer genoegen met een vertraging van een half tot een heel jaar zoals nu gebruikelijk schijnt te zijn bij wetenschappelijke abonneetijdschriften. Die tijdschriften zijn bereid je die artikelen te leveren, tegen betaling. De uitgeverijen van die bladen staan niet te juichen. Lees verder

Spinozaprijzen toegekend

Toekenning Spinozaprijzen 2013NWO-Spinozalaureaten Bert Weckhuysen, Piek Vossen en Michail Katsnelson met NWO-voorzitter Jos Engelen na de bekendmaking van de NWO-Spinozapremies 2013. (Foto: NWO/Arie Wapenaar)

Vandaag heeft de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek NWO aan drie in Nederland werkende onderzoekers de Spinozaprijs toegekend. De gelukkigen zijn: de natuurkundige Michail Katsnelson (Rusland), chemicus Bert Weckhuysen (België) en taalwetenschapper Piek Vossen (Nederland). Dat maakte Jos Engelen, de voorzitter van NWO,  bekend tijdens de jaarlijkse Bessensap-bijeenkomst. De prijzen, elk € 2,5 miljoen, zullen in het najaar worden uitgereikt. De onderzoekers mogen dat geld geheel naar eigen inzicht voor eigen onderzoek gebruiken.
Natuurkundige Michail Katsnelson (1957) van de Radboud Universiteit in Nijmegen, hoogleraar theoretische natuurkunde, is wereldwijd de meest geciteerde en invloedrijkste theoreticus op het gebied van grafeen. Zijn publicaties over dit onderwerp zijn 12.000 keer geciteerd. André Geim, die in 2010 de Nobelprijs voor de natuurkunde ontving voor de ontdekking van grafeen, noemde het werk van Katsnelson onmisbaar. Het onderzoek van Katsnelson ligt ten grondslag aan vrijwel alle ontdekkingen en voorspellingen over grafeen. Hij voorspelde onder andere Klein-tunneling in grafeen en het veranderen van de elektrische eigenschappen van grafeen als het materiaal wordt opgerekt. Grafeen heeft vele opzienbarende eigenschappen, die nog lang niet alle ontdekt zijn.
Piek Vossen (1960) is hoogleraar computationele lexicologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij combineert taalwetenschap en informatica om taalkundige verschijnselen te analyseren met de hulp van computermodellen. Hij maakte voor de Europese Unie ‘wordnets’ in acht talen. Wordnets zijn spinnenwebben van alle woorden van een taal, met elkaar verbonden op basis van betekenis. Door de wordnets onderling te koppelen legde Vossen de basis voor systematisch onderzoek naar de verschillen en overeenkomsten en naar betekenis en cultuur in talen. Wordnets maken het bovendien mogelijk dat taal beter begrepen wordt door machines.
Vossen breidde het project vervolgens uit en richtte samen met andere wetenschappers in 2000 de Global WordNet Association op, waarvan hij nu voorzitter is. Inmiddels zijn er van ruim 100 talen wordnets die onderling verbonden zijn. Vossen voegde een fundamenteel element toe aan de wordnets door ze te koppelen aan ontologieën: logische definities van concepten die computers in staat stellen te ‘redeneren’. Zijn recentste project is de Geschiedenisrecorder. Dat is een computersysteem dat nieuwsberichten verzamelt, die van vandaag aan die van gisteren koppelt en verder terug in de tijd. Zo verbindt het systeem gebeurtenissen en ‘schrijft’ daarmee geschiedenis.
De derde prijswinnaar is de scheikundige Bert Weckhuysen (1968), hoogleraar anorganische chemie en katalyse aan de Universiteit Utrecht. Hij richt zich op het beter begrijpen van de werking van katalysatoren om met die kennis gewapende nieuwe of verbeterde katalysatoren te (kunnen) ontwikkelen. Katalysatoren zijn stoffen die chemische reacties mogelijk maken en/of versnellen. Het overgrote deel van de chemische producten die we gebruiken zijn gemaakt met behulp van katalysatoren.
De onderzoeksgroep van Weckhuysen zorgde voor doorbraken met het driedimensionaal in beeld brengen van actieve katalysatoren en heeft laten zien wat er gebeurt als deze materialen in de loop van de tijd minder goed gaan werken. Mede op basis van deze experimenten was hij in staat duurzamere chemische processen te ontwikkelen. Hij richt zich, onder meer, op het ontwikkelen van katalysatoren die houtachtige biomassa kunnen omzetten in brandstof en materialen, op het verbeteren van katalysatoren om efficiënter aardolie en aardgas te kunnen omzetten en op de ontwikkeling van ‘zonnebrandstoffen’, waarbij zonne-energie gebruikt wordt om brandstoffen te maken.

Bron: NWO

‘Einstein zou niet door deze selectie komen’

Albert Einstein steekt zijn tong uit Op de webstek sociale vraagstukken een mooi relaas over de Vernieuwingsimpuls van NWO, een organisatie die onderzoeksgeld verdeeld. Die Vernieuwingsimpuls moest/moet wetenschappelijk talent opsporen en stimuleren.
Mooi streven en ik kan niet uit het relaas opmaken of het ooit wel is gelukt, maar ergens is er iets fout gegaan (dan zou je toch denken dat het ooit wél goed is gegaan). Een van de dingen, zo schrijven Barend van der Meulen, Pleun van Arensbergen en Marije de Goede, is dat de impuls van karakter veranderd is. “Oorspronkelijk was de Vernieuwingsimpuls bedoeld om een kleine groep onderzoekers (‘de beste 10 procent) de mogelijkheid te geven een vernieuwende onderzoekslijn op te stellen en om de doorstroom aan de universiteit te bevorderen. Tegenwoordig worden bijna alle jonge onderzoekers aangemoedigd een beurs aan te vragen, met als resultaat dat ook voor wie geen beurs in het verschiet ligt de beoordelingscriteria van de Vernieuwingsimpuls leidend zijn. Sociale vaardigheden, didactische- en managementkwaliteiten en dwarse genialiteit worden niet of nauwelijks gewogen bij de Vernieuwingsimpuls. Nu de universiteiten met hun beleid de criteria van de Vernieuwingsimpuls volgen, worden die vaardigheden ook binnen de universiteiten steeds minder onderkend en gewaardeerd. ’Einstein zou niet door deze selectie komen’, zeiden geïnterviewden in ons onderzoek.”
Dat is natuurlijk aardig gezegd, maar betekent het ook wat? De geciteerde zou zich een, afgewezen, Einstein kunnen voelen. Punt bij al dit soort beoordelingssystemen is dat je er makkelijk de toppers mee kunt missen. Is iemand een genie of alleen maar tegendraads? Zeg het maar. Er lopen, en dat is niet cynisch bedoeld, heel wat miskende talenten in wetenschapsland rond. Wil je bij dit soort beoordelingssystemen in het pulletje vallen, dan moet je zorgen je niet al te ver van de brede stroom te verwijderen.
Er moet wat veranderen vinden de scribenten, maar vreemd genoeg zijn de pijlen niet op de Vernieuwingsimpuls gericht. De universiteiten zouden hun personeelsbeleid moeten aanpassen en academici zouden een beter zelfbeeld moeten krijgen: menigeen heeft een te hoge (academische) dunk van zichzelf. Dat eerste zie ik al moeilijk gebeuren, maar dat twee lijkt me helemaal kansloos. Dus? Toch maar gewoon weer een pot geld naar de universiteiten gooien en hopen (en misschien bidden) dat er iets geniaals uit komt?

Bron: Sociale vraagstukken