Volgens de, kennelijk, wereldberoemde voedingsdeskundige Peter Schieberle is niet alleen ons neusorgaan in staat om stoffen te ruiken, maar doen sommige cellen dat ook. Op het 245ste jaarcongres van de Amerikaanse Vereniging van Chemici (ACS) vertelde Schieberle dat onderzoekers in zijn lab aan de technische universiteit München hadden ontdekt dat ook bloedcellen kunnen ‘ruiken’. Wat daar de functie van is vertelde de Duitse hoogleraar niet.
“In de neus zitten receptoren die bepaalde geuren detecteren die als prettig of minder prettig worden ervaren, maar er is steeds meer bewijs dat ook cellen in het hart, de longen en andere die receptoren bezitten.” Of dat betekent dat het hart de biefstuk ook ‘ruikt’ als je biefstuk eet, kon Schieberle zijn gehoor niet vertellen. Hij beschreef een experiment waaruit bleek dat bloedcellen zich in de richting van een bepaalde geur bewogen. Of geuren die het lichaam binnengaan eenzelfde effect hebben als op het ‘officiële’ reukorgaan, kon hij ook niet vertellen. “We zouden het wel graag willen uitzoeken.” Schieberle en zijn medewerkers doen onderzoek om er achter te komen hoe mond en reukorgaan samenwerken bij het waarnemen van smaak en geur, vooral in de samenhang van de verschillende componenten waaruit voedingsstoffen bestaan. Zo kwamen ze er achter dat hoewel koffie uit meer dan 1000 geurcomponenten bestaat, dat maar voor 25 van die verschillende geurtjes we receptoren in onze neus hebben. Er zijn zo’n 1000 verschillende geurreceptoren in ons lichaam en maar 27 smaakreceptoren.
Bron: Eurekalert
Categorie archieven: voeding
Ik kan er niks aan doen dat ik dik ben
Vooral Amerikanen, waarschijnlijkste het gewichtigste volk ter wereld (op wat Polynesische volkjes na), steken veel moeite in het opsporen van dikmakende genen. Dik zijn is geen geesteszwakte, maar genetisch bepaald, moet de boodschap luiden. Waarom dan vooral de Amerikanen door die dikmakende genen worden getroffen, moeten anderen dan kennelijk maar verklaren.
Wageningen waagt zich aan Mars
Vroeger hadden we Landbouwhogeschool in Wageningen. Daar werd zonder veel flauwekul onderzoek gedaan waar boeren (hier en in de tropen) wat aan hadden. Sinds hogescholen zich universiteiten zijn gaan noemen (en tegenwoordig universities) is het met Wageningen behoorlijk misgegaan. Universiteiten zijn bedrijven geworden en je moet zorgen dat je ‘in beeld’ blijft, anders kun je naar je geld fluiten.
Wat, dacht ik, tegenwoordig Wageningen UR heet (de R staat voor Research, alsof een universiteit (de U) geen onderzoek doet) gaat zich bezighouden met voedselproductie op Mars.
Op Mars komen is nog wel te doen, maar de Marsgangers moeten er erg rekening mee houden dat ze niet meer terug kunnen, dus zal er ginder voedsel verbouwd moeten worden.
Mars is wat ver weg om dat uit te proberen, realiseerde Wieger Wamelink van Alterra zich. Eerst gaat Wamelink, aan de hand van een databank, bepalen of een plant levensvatbaar is in maan- en Marsgrond. Vervolgens zullen die kandidaten dan worden uitgeprobeerd in maan- en Marsaarde, samengesteld op basis van gegevens van de NASA, en vergeleken met het resultaat van dezelfde planten in Aarde-aarde. Wamelink: “We gaan er van uit dat gebouwen en afgescheiden ruimtes er een atmosfeer hebben. De planten produceren zuurstof en verbruiken kooldioxide en zo ontstaat er een soort ecosysteem.” De eerste planten zullen op 2 april (nee, geen grap) de grond in gaan.